dinsdag 24 november 2009

zondag 15 november 2009

maandag 9 november 2009

...

Misschien
ben ik gemaakt voor jou
misschien
hoor jij bij mij
misschien
moeten wij iets krijgen
misschien
moeten wij samen oud worden
misschien
zullen we samen sterven
misschien
ook niet.

zondag 8 november 2009

De rode muts

Ik ga nu een verhaal vertellen over wat mijn vader overkwam in de trein op weg naar Den Haag.
Hij stapt in, en begint rustig een krantje te lezen, om af en toe even op te kijken en de koetjes en weilanden voorbij te zien razen. Dan, ineens, rumoer. Een oud echtpaar veroorzaakt een drama. De vrouw: 'Oh nee Hendrik, niet weer flauwvallen!' De man zakt langzaam onderuit en meteen staat er een hele meute mensen met hun neus bovenop om te 'helpen'. (stelletje ramptoeristen zijn we met z'n allen) Mijn vader houdt zich hier wijselijk buiten. Er wordt een ambulance gebeld, die bij het volgende station, station Dordrecht, klaar zal staan zodra de trein daar aankomt. Ondertussen wordt de arme Hendrik meerdere malen met bekertjes water begooid en in zijn gezicht geslagen in een zwakke, dramatieke poging hem bij zijn bewustzijn te krijgen. De vrouw roept het uit: ' Het ligt 'm aan z'n hartje, z'n arme rikketik doet het niet zo goed meer, och mijn arme lieve Hendrik, kom toch bij, kom weer terug bij ons!' Eenmaal op station Dordrecht aangekomen, staat de trein eerst nog een kwartier stil voordat de Ambulance broeders eindelijk met een brancard naar binnen komen gehold. Even later hollen ze weer naar buiten met hendrik tussen hen in en een jammerende vrouw achter zich aan. Er wordt omgeroepen dat iedereen deze trein moet verlaten bij Rotterdam omdat het ding niet verder zal rijden. En of iedereen nou voor deze godvergeten ene keer om z'n bagage wil denken. Mijn vader begint bij station Rotterdam aangekomen zijn vouwfiets te zoeken, die ergens in een halletje zou moeten staan. Dan, na een minuut of tien, komt de trein langzaam schokkend weer in beweging, tot schrik van mijn vader, en rijdt verder. Sneller dan voorheen, en volledig verlaten op de machinist na. Mijn pa rent naar achter, zo snel als hij kan, om een conducteur te vinden. Hij vindt geen conducteur. Wel een eenzaam mannetje van een jaar of 45. De man zit op de trap, heeft een wollen muts op zijn kop en een groot pakket op zijn schoot dat hij stevig omklemt. Hij zit een beetje voor zich uit te neuriën en heeft duidelijk niks meegekregen van de hele toestand. Mijn vader legt hem uit, in het Engels, dat deze trein niet verder rijdt dan Rotterdam, en dat ze nu op weg zijn naar, ja..waarnaar eigenlijk? Mijn vader excuseert zich en rent helemaal naar voren, tot hij bij het machinisten kamertje aangekomen is en op de deur klopt. De machinist doet open, en schrikt zich wild dat er nog een passagier in de trein zat. Hij belooft te bellen met weet-mijn-pa-veel-wie en verdwijnt weer naar binnen. Na een kleine tien minuten komt hij weer naar buiten met de meededeling dat ze op Delft zullen stoppen om hem en de meneer met de muts eruit te laten. Mijn pa stelt voor om laatstgenoemde nog even te waarschuwen, en de machinist gaat hiermee akkoord. Dus mijn vader, voor de derde keer langs zijn vouwfiets komend, loopt weer naar achteren. Achterin aangekomen is het opmerkelijk leeg. Het mannetje is weg. Mijn vader kijkt verbaasd om zich heen en besluit dan zijn vouwfiets maar te pakken en te wachten tot ze op Delft zijn. Hij hoopt van harte dat het mannetje zelf wel snapt dat hij uit moet stappen. En inderdaad, als mijn vader in Delft de trein uit stapt, ziet hij een enorm pakket de trein uitkomen, omklemt door twee armen, met daarboven een rode, wollen muts. Als de man mijn vader passeert en mijn vader zegt dat ze nu op station Delft zijn, is het enige wat hij zegt: 'I know', en loopt dan verder, het pakket angstvallig vasthoudend. Mijn vader blijft lichtelijk onthutst achter, wachtend op de volgende trein naar Den Haag...

dinsdag 6 oktober 2009

Tosti

Het regent. Het miezert een enorme hoeveelheid kleine kut druppeltjes die je binnen 5 minuten, zeiknat en rillerig van de kou hebben gemaakt. Dan gaat het langzaam steeds harder regenen tot het grote, dikke druppels zijn die bijna pijn doen als ze op je hoofd vallen. Ik fiets met gebogen hoofd naar de apotheek."Antibiotica voor mevrouw Dukel zei u? Nee, sorry, hebben we niet binnen gekregen.' Godverdegodver. Moeders horen niet ziek te zijn. Moeders horen sterk en gezond te zijn en antibiotica voor hun zieke dochters te halen. In de regen. Thuis maak ik een tosti met kaas en pesto, in de hoop dat dit mij opvrolijkt. Ik kan de kaasschaaf niet vinden. 'godverdommekutdingwaarbenje'. Kaasschaaf gevonden, jammer genoeg. De lappen vel hangen namelijk van mijn duim als ik klaar ben met de kaas. Auwauwauuuuhh KUT.
Ik ga stug door trek het keukenkastje open en sleep de boter er uit. Smeer mijn tosti aan de buitenkant in met boter, zodat het klereding in ieder geval niet meer kan verbranden, en gooi het in de pan. KLENG hoofd tegen het keukenkastje. Ik jammer, ga op de grond liggen en huil ongeveer een minuut of 3 alle frustratie er uit. Dan sta ik op. Mijn tosti is klaar. Lekker.

maandag 5 oktober 2009

Maura

Een blonde krullenbol zweeft tussen de hoofden mensen naar mij toe. Maura kijkt geïriteerd naar alle sukkels die haar weg versperren, alvorens ze met een elleboog of een knietje opzij te beuken. Ze wringt zich uit de menigte die naar de aula stroomt (het regent buiten), en struikelt half in mn armen. 'Godverdegodverdomme, stelletje klotebruggers, denken dat ze alles kunnen maken met hun asociaal grote rugtassen waar ze zelf met al hun vriendjes een feestje in kunnen bouwen en hun grijnzende beugelbekkies. Ik sla die dingen allemaal nog een keer uit hun mond.'
Een klein, piepjong meisje kijkt haar angstig aan, geschrokken van de uitbarsting. 'Ja wat nou hè?! Het is toch zo? KSSJT!!' Het meisje schiet weg, en verdwijnt in de zee van mensen. Ik zeg 'Kalm, Maura, die kinderen kunnen er toch ook niks aan doen dat ze veel te vroeg de middelbare school in worden gegooid?' Maura gromt wat. 'Ja maar Saaaar, het is toch zo! Die dingen zijn zo klein dat je over ze struikelt als je niet uitkijkt! Ik voel me soms net kleuterjuf in plaats van scholier!' We lopen gezamelijk naar buiten, twee eenzame figuren, zielig buiten de hekken verbannen, om het trieste, en totaal verklaarbare feit dat ze roken. We gaan op het muurtje zitten, onder de boom. Het regent zachtjes, waardoor alles in een soort grijze waas wordt gehuld. Ik luister rustig rokend naar het gemopper naast mij dat af en toe overgaat in een paar hoge, verontwaardigde uitschieters. Maura is op dreef vandaag. 'En mn haar wil natúúrlijk ook niet zitten, het staat alle kanten op! Door die pokkeregen is het net een grote uitgebloeide paardenbloem geworden!' Als ze weer een beetje uitgeraasd is, en de ergste buien voorbij zijn, hebben we de meest filosofische gesprekken. Over het Satanisme, over hekserij, het Christendom, het nietige bestaan van de mensheid en de onvoorstelbare, chaotische, oneindige grootte van het heelal. Er gaan in totaal ongeveer 14 sigaretten doorheen voor we doorhebben dat de bel al ongeveer een kwartier geleden gegaan is. We rennen naar binnen en ik hoor Maura's gevloek langzaam wegsterven als ze aan het einde van de gang is. Ze laat een spoor lijkbleke, omgebeukte brugklassers achter.

Vogelvrij

Vang mij en stop me in een kooitje
geef me vleugels en laat me weer vrij.

Breek mijn botten, blauwe plekken, pijn.
Leg je armen om me heen, wieg me zachtjes heen en weer.

Schreeuw de dood in mijn oren.
Fluister het leven door m'n aderen.

Veracht me, minacht me.
Heb me lief.

wat je ook doet, ik vind het goed.

donderdag 17 september 2009

Griep Gruwelen

Je hebt zo van die dagen dat je écht ziek bent. Het begint met een sluimerende verkoudheid en wat keelpijn, wat bij mij altijd overgaat in oneindig, pijnlijk gehoest. Dan komt er een kleine koorts bij, die groeit tot een graad of 39. Vervolgens heeft men een keuzemogelijkheid uit oorpijn, hoofdpijn, buikpijn of misselijkheid. Bij mij is het meestal oorpijn. Van die vervelende, zeurende oorpijn met af en toe een gemene steek ter afwisseling. Het leven is hard. En als je dan denkt dat je het bijna gehad hebt, slaat de hoofdpijn toe, als je die niet al had. Hard en bonkend, zeurend, of als een slijptol zo scherp. Het zijn geen fijne pijnen die hoofdpijnen. Ik heb gisteravond trouwens ondervonden dat je op de raarste plekken pijn kan hebben. Zo had ik een ontzettend pijnlijke linker amandel, vooral naar met slikken, wat je daardoor op de een of andere manier juist extra vaak gaat doen.
Daar lig je dan, sniffend en gnuivend op de bank of in je bed. Boekje op schoot, ochtendjas van je moeder. Vettig, pluizend, ongekamd haar en een verzameling puisten. Om je heen is de vloer maagedelijk wit gekleurd door alle gebruikte papieren zakdoekjes. Een pot walmende thee naast je, en een vies bord met kruimels en een halve boterham die je toch maar niet meer hoefde. Verder een schaaltje fruit wat een beetje bruinig begint te worden omdat je het opeten ervan steeds uitstelt. Dan toch nog maar naar beneden voor een boterham met jam of honing. Je gooit de deken van je af en stapt met moeite en gesteun uit bed. Je strompelt sniffend de trap af om vervolgens midden op de trap stil te staan. Bord vergeten. Je sleept jezelf weer omhoog en daarna, met je bord in je hand, wankel je weer naar beneden. Je maakt je boterhammetje, en beseft dat deze hele actie je zoveel energie gekost heeft dat je eerst beneden je bammetje op zult moeten eten voor nieuwe brandstoffen, voordat je jezelf de trap weer op kan hijsen. Eenmaal boven plof je weer in bed en valt accuut in slaap van deze overweldigende verrichting.

dinsdag 25 augustus 2009

a campflight to Lowlands Paradise

Ik word wakker gekookt in een tent, waar het minstens 35 graden is, omdat de zon er al ongeveer 2 uur op staat. Dus ik vlucht de tent uit, snel wat kleren aantrekkend, om er vervolgens buiten achter te komen dat ik m'n vestje achterstevoren aanheb. Nog half in slaap, struikel ik over een scheerlijn van een van de tenten van m'n vrienden, en plof zo in het groepje vroege vogels dat rustig hun eerste (of waarschijnlijk tweede) joint zit te draaien. Het is half negen 's ochtends. Dit is hoe men opstaat op Lowlands.
'Hee Robrish, paas die J nou eens door man...'
Ik pak een krantje en ga er op zitten. Het is de 2e dag en bijna al onze stoelen hebben het al begeven. Er waren een stuk of zes stoelen mee, en daarvan is alleen degene die het lekkerst zit nog heel. De eigenaar wil dit graag zo houden en leent het ding dus ook liever niet uit.
Mijn tip voor Lowlands 2010: Neem GEEN stoeltje mee! tenzij je heel graag wilt dat 'ie kapot gaat. Dit terzijde.
Tijdens het ontbijt begint het optredens kiezen. Het valt zwaar om de ene artiest boven de andere te verkiezen, maar er willen wel eens concerten tegelijk vallen. Na veel geroep van: "wie gaat er naar Squarepusher?!" en "Hee! Hee jij, eeh, jonne, john! Ga je mee naar de Arctic monkeys?!" en dat soort ongein, is het voor sommige mensen tijd voor het eerste optreden. De optredens zijn onbeschrijfelijk. Daarom ga ik me daar ook niet aan wagen. De dag verstrijkt prettig, langzaam, dan weer snel.. met 2 pakjes sigaretjes en een toren van bekertjes omdat je je toch al snel verkijkt op de prijzen. We liggen op het gras naast de Grolsch tent te luisteren naar Patrick Watson. De zon schijnt en het is te warm om ook maar even een biertje te gaan halen. Merel is kwijt en Robin ( lees: Robrish) is te stoned om meer geluid uit te brengen dan een gnuivend gelach, tussen onze lome zinnen door. Soms kijkt er eens iemand op z'n mobiel, om tot de conclusie te komen dat hun volgende optreden al een kwartier geleden begonnen is.
Er wordt nog heel wat geblowd en gedronken, gedanst en gejuicht, gezoend, geneukt, getript, gegeten en gefeest.
Het is elf uur en na vele optredens zitten we brak bij onze tent. Sommige gaan naar bed, anderen draaien nog een J'tje (of 3) voordat ze naar de Crookers vertrekken. De Crookers beginnen om 3 uur en ik moet en zal er heen. Er wordt monsterlijk gedanst, tot het om 5 uur stopt en iedereen, te moe om voldaan te zijn, gaat slapen. Gek genoeg is het bijzonder afgekoeld, en ik kruip in een trui en een broek m'n slaapzak in, tot m'n vriendje me eraan herinnerd hoe bloedheet ik het vanochtend had. Bijna vergeten.

zondag 16 augustus 2009

Woorden

Mooie woorden in een stille kamer
ze vullen de ruimte
ze botsen tegen de ramen
ze kruipen in de plinten
ze fluisteren door kieren
houd het op?
Stopt het?
Nooit. het stopt nooit.
gefluister blijft, gaat over in schreeuwen met een wanhopig crescendo.
De mooie woorden worden donker
verliezen hoop, licht en leven.
om uiteindelijk, door niemand begrepen te worden
te sterven zonder stem.
het lot.

dinsdag 21 juli 2009

Park Gedachten.

Ik zit in het park met een boek op schoot. Het diner van Herman Koch. Goed boek hoor, daar niet van, maar mijn gedachten dwalen toch af, over het water, naar de andere kant van de singel. Ze dwalen recht op een ontzettend oude vrouw terecht. Niet een beetje oud, maar écht oud. Ik schat haar minstens 97. Met bochel en al. Ze heeft (natuurlijk) een lange beige regenjas aan en een doorzichtig plastic regenkapje op haar witte haar. Het loopt achter een rollator. Of liever, het strompelt achter een rollator, het hangt aan een rollator, het sleept zich achter de rollator aan. Voetje voor voetje, heel voorzichtig. Dan stopt ze abrupt. Even schiet de gedachte door mijn hoofd dat ze een hartaanval krijgt. Hoe kan het anders zijn dat ze zo snél stopt? Maar dan zie ik dat haar hand in de enorme zak van haar beige regenjas verdwijnt, en er na ongeveer een minuut zoeken weer uitkomt met een stoffen zakdoek erin. Ik vraag me af wat ze allemaal in die gigantische zak bewaart dat het zo lang duurde voor ze haar snotlap vond. Waarschijnlijk een foto van haar kleinkinderen en overleden echtgenoot, een paperclip (want kindje, je weet niet wanneer je zo'n paperclip eens nodig zou kunnen hebben), een kunstgebit, een heleboel losse 20 centjes, een hele verzameling theezakjes, omdat ze dan alleen maar een glaasje warm water hoeft te bestellen en dat is gratis, vooral als je zegt dat je van koud water maagklachten krijgt.
Er volgt een gesnuit en de zakdoek verdwijnt op een gegeven moment zelfs bijna helemaal in d'r neus, voordat hij weer verfrommeld in d'r zak gestopt wordt. Dan komt ze weer langzaam op gang en strompelt verder, kromgebogen, voetje voor voetje, en na ongeveer een kwartier is ze de hoek om. Het raakt mij dat mensen zo op kunnen gaan in iets doodnormaals als je neus snuiten. Voor iemand van haar leeftijd gaat alles traag en moeizaam. Ik kan me dat als vijftienjarige onmogelijk voorstellen.
Oude mensen krimpen soms zo danig in dat ze na een tijdje gereduceerd zijn tot niets meer dan een strompelend, onherkenbaar figuurtje en net zo verfrommeld zijn als de stoffen zakdoek die ze in de zak van hun beige regenjas hebben zitten.
Het begint langzaam te druppelen uit een wolk die voor het zonnetje is geschoven. Ik begeef mij naar huis.

De Trein 2

De buik heeft dus zuchtend en steunend naast mij plaats genomen en bekijkt me nu met een gezicht alsof hij op het punt staat in huilen uit te barsten. Ben ik zó lelijk?
Hij rochelt, en begint zijn verhaal.
'Ik zit dus bij mijn vrouw op de bank, en dan zegt ze ineens dat ze me nie meer hoef. Se segt, se segt: "Henk, ik hoef je nie meer, daaro is het gat van de deur en je heb 10 minuten om je reut bij mekaar te rapen."Dat segt se. Dus ik seg: "maar Liesje, wattisserdan?" Maar se geef geen antwoord en duwt me de trap op sofan, sofan, ga nou maar. so.' Het is even stil en ik kijk voor me uit. Welke gedachte heeft dit drankorgel er toe aangezet om een wildvreemd onschuldig meisje lastig te vallen met zijn levensverhaal? Aan de andere kant sta ik altijd open voor nieuwe ervaringen, dus ik besluit te luisteren. Ik kijk hem aan en zeg: 'Waarom heeft ze je het huis uit gezet?' De man krabt aan zijn stoppelige kin, met een tamelijk onthutste blik in zijn ogen. Dan mompelt hij: ''K heb geen idee. Werkelijk waar geen idee. foges mij von se 't niet leuk da'k soveel dronk.' Ik kan me er iets bij voorstellen moet ik zeggen. Het begint te regenen, dikke medogenloze druppels tegen de ruiten van de trein. De man kijkt somber uit het raam. 'Waar gaat U heen?'. Het duurt even voor er een reactie komt, een reactie die enkel bestaat uit een soort brom en een onverschillig shouderophalen. Een lotgenoot. Ook op weg naar ergens. Of nergens. Dan begint de man volledig onaangekondigd de snikken en te sniffen. Hij slaat een arm om mijn schouders en drukt me keihard tegen zich aan. Ik moet kokhalzen van de ranzige geur van verschraalde drank en zweet die om hem heen hangt. Ik klop hem een beetje onbeholpen op z'n massieve rug en zeg dingen als: 'ach meneer het komt allemaal wel goed.' Als hij is uitgesnottert kijkt hij me dankbaar aan en zegt hoezeer het hem spijt dat hij me hier mee lastig valt. 'Het geeft niet hoor, soms moeten dat soort dingen er gewoon even uit hè?' Er komt nog net geen ge-koesjiekoesjiekoesjie achter aan. Dan bedankt Henk me, staat op, en loopt weer naar zijn plaats. Het abrupte einde van ons bizarre gesprek schokt me een beetje en ik stap het volgende station uit. In de regen, sigaret tussen de vingers, op weg naar ergens.

maandag 13 juli 2009

De Trein

Ik staar in de richting waar de trein zo vandaan komt. De geur van drank, zweet en rook komt uit de stad waaien en dringt mijn neus binnen zonder te vragen. De man met de walrus snor die naast mij staat bromt zachtjes een liedje, en zijn reusachtige snor trilt mee. Het is half één 's nachts en ik ben op weg. Waarheen? Geen idee. Op weg. Weg. Weg van deze stad en haar stank, op naar ergens. Alleen dan moet de trein wel komen anders kan ik net zo goed weer naar huis gaan. De snor naast mij is opgehouden met brommen en tapt nu onrustig met zijn voet op de tegels van het perron. Ik steek een sigaret op en inhaleer diep. Gedachten vallen als licht flarden in mijn hoofd, en de zachte avond bries waait ze er weer uit. Het gevoel van vrijheid zit als een knoop van spanning in mijn buik. Dan komt de trein aanrollen vanuit het donker, ik trap mijn peuk uit en stap in, een giechel onderdrukkend. Ik sleep mijn tas achter me aan de trap op en loop en bijna lege coupé in. Er zitten maar drie mensen, een man met een dikke bierbuik en een blikje heineken in zijn hand, hij heeft zijn te lange vettige grijzende haar in een sliertige paardenstaart, welke over zijn met leer bedekte rug hangt. Hij kijkt me aan en boert achter zijn hand. Aan de andere kant van de coupé zit een vrouw van middelbare leeftijd met platina blond poedel haar, rode lippen die ze afkeurend tuit als ze me aankijkt, en lila oogschaduw. Ze richt haar gezicht weer naar het raam, ongetwijfeld om zichzelf te bestuderen want ramen van treinen weerspiegelen als het donker is buiten. Dan zit er nog een jongen met een new era pet, baardje, zwarte bril met dik montuur, leren jasje, skinny jeans, adidas sneakers. Ik besluit naast hem te gan zitten. Vandaag ben ik in een bui voor goede gesprekken met vreemde mensen die petjes en brillen dragen. Ik zet mijn tas voor me op de grond en glimlach naar hem. Hij glimlcht niet terug maar bekijkt me in alle ernst, trekt dan zijn iPod oortjes eruit, en vraagt: 'Waarom kom je naast me zitten?' Ik, totaal niet uit het veld geslagen, vertel hem nog steeds glimlachend de waarheid:' Ik had zin in een gesprek'. De jongen knikt en zegt:'Sorry, maar ik heb een lange werkdag achter de rug en ben niet echt in de stemming.' Hij doet zijn oortjes weer in en kijkt voor zich. Nu ben ik toch enigszins uit het veld geslagen. Dan sta ik op en loop naar de vrouw met het platina blonde haar en ga tegenover haar zitten. 'Bent U geïnteresseerd in een gesprek met mij?' Ze kijkt me aan met een afkeurende blik, waarvan je denkt:" Jeetje, dat is nog eens een afkeurende blik. "
Dus ik besluit ook maar mijn spiegelbeeld te bestuderen om tot de conclusie te komen dat ik een zwarte veeg op mijn wang heb. Ik haal 'm er zo gaat en zo kwaad als het gaat af met een beetje speeksel wat me op een van haar meest afkeurende blikken komt te staan. Ze tuit haar lippen en haar ene wenkbrauw schiet omhoog. Zo hoog dat ie bijna van d'r voorhoofd afglijd, in dr platina blonde poedel haar. Ik heb er een beetje genoeg van om zo aangekeken te worden, dus ik ga ergens anders zitten. In m'n eentje. Na een minuut of vijf komt de bierbuik wankelend omhoog en loopt op me af. Oh jeetje. Daar gaan we het krijgen. 'Heejuuuh... Maggik hier effe sitte?'. Ik produceer een geluidje wat nog het meest lijkt op een cavia die verkracht word, maar de man neemt vertwijfeld plaats. ' Ikkeh wou segge, ikkuuuh.. Ik ben eigenlijk ook beswel un beetje in de stemming vo-voor unnuuh.. unnuh gesprek.' Hmm... Als ik een sikje had gehad had het nu rond mijn vinger gedraaid. Dit kon nog wel eens interessant worden...