zondag 31 januari 2010

Beauty kills.

Ze zit geïntrigeerd te kijken naar de man aan de overkant. Hij heeft een sigaret in zijn hand en een zonnebril op. Zijn volle, zwarte haardos is naar achter gekamd en af en toe valt er een plukje langs zijn slaap. Hij heeft een smetteloze witte blouse aan met een zwarte loshangende bretels eroverheen. De manier waarop hij zijn wodka ronddraait in zijn glas doet de ijsklontjes rinkelen en het geluid bezorgd haar een rilling over haar hele ruggenwervel.
Zoals zij nu naar hem zit te staren, naar zijn gevaarlijke charme, zo heeft hij haar nog geen uur geleden op precies dezelfde manier begluurd, zonder dat ze het door had. Te druk bezig met haar vriendinnen was ze, om te merken dat zijn ogen van achter zijn zonnebril haar niet meer loslieten. Ze had iets, vond hij, waardoor je naar haar moest blijven kijken. Een bepaald soort schoonheid die eigenlijk niet te beschrijven viel. Haar haren die langs haar hals en over haar schouders vielen en glansden in het doffe lamplicht, de manier waarop ze haar hoofd opzij boog om iets te verstaan wat een vriendin zei, haar ogen die twinkelden als ze stiekem glimlachte om een verhaal een der vriendinnen. Welke overigens allemaal in het niet vielen als je haar zag. Ze verdwenen als een massa in de schaduw, terwijl zei daar zat in het licht, alsof er een spotje op haar stond om haar schoonheid te benadrukken.
Toen,uit het niets, klonk er een schot, en de man greep naar zijn borstkas, die traag op en neer daalde. In zijn eerst zo smetteloze overhemd verscheen een rode vlek die zich snel uitbreidde en zich over zijn nu trillende handen verspreidde. Vrouwen gilden, mannen gingen spontaan met elkaar op de vuist, en haar haren glansden nog eenmaal in het vage lamplicht voor ze vlug verdween, naar buiten in het veilige donker van de nacht waar niemand haar zou verdenken van deze misdaad.
Ze glimlachte en de revolver verdween weer in de laars. Op naar de volgende.

zaterdag 2 januari 2010

"Wintersport" vakantie

En dan zit je op de achterbank, als zestien jarige. Oude achterbank gevoelens borrelen weer op. De spelletjes die we deden om de tijd te doden, de muziek die ik luisterde- mijn oude diskman angstvallig vasthoudend omdat het ding door een enkel hobbeltje het bijltje er bij neer zou gooien- , de verhalen die ik las, tovenaars en vreemde wezens kwamen tot leven in mijn fantasie. Ze renden met onze auto mee, langs de snelweg, over de berm. Ze knipoogden naar mij, alsof we een soort geheimpje hadden. Ik was de enige die ze zag. Mijn ouders, en de rest van de nietsvermoedende automobilisten op de weg hadden geen enkele weet van de gevechten tussen piraten en militie, die zich onder hun neus afspeelden. In het weiland waar we langs reden was altijd wel de een of andere veldslag bezig, of er werd een prinses ontvoerd… Maar ook wel eens waren er de gevleugelde paarden die rustig graasden in de weide, hun gevederde vleugels klapperend, of juist rustig naast hun lichamen gevouwen. Of er rende een enorme cheeta mee, zijn zachte poten draafden over het gras. Ik verveelde me nooit in de auto. Had altijd wel iets te doen. Soms pakte ik mijn potloodjes en tekende de figuren die zich naast ons bevonden, hun paarden aansporend, door bossen en rivieren razend. Of ik verdwaalde in mijn boeken waarvan ik altijd een stapel bij me had. Mijn boeken waren cruciaal voor onderweg. Want hoewel ik hield van verhalen die zich ter plekke in mijn hoofd vormden, door andere mensen verzonnen verhalen waren toch altijd nog makkelijker om in te verdrinken.
We rijden nu door Luxemburg. Onze tomtom heeft weer een of andere leuke omweg verzonnen om bij de bestemming te komen. Ik kan het Vlaamse accent van de tomtom mevrouw wel waarderen…(Volgende kruispunt, rechtsaf slaan…heeel goed, Oh nee! Toch linksaf. Sorry jongens, rij maar terug..gnagna) Uiteindelijk moeten we uitkomen in Langres, een Frans plaatsje, kilometer of tachtig ten Noorden van Dijon.
We zijn net voorbij Metz en het regent dikke druppels die met een gezellig geluid tegen de voorruit tikken.
Als we morgen weer vertrekken uit Langres zullen we verder rijden tot een lieflijk bergdorpje ergens vlakbij Geneve. Daar staat een huisje. Dat huisje is van kennissen van mijn vader die het deze vakantie (logischerwijs) niet zullen bewonen, en daarom aangeboden hebben of wij er soms in wilden voor een week of anderhalf. Mijn ouders natuurlijk dolenthousiast. Want als zich dit soort gratis dingen voordoen is vooral mijn moeder niet meer te stuiten. Ik vreesde voor haar hart toen mijn vader mijn moeder vertelde over de eventuele gratis kerstvakantie die ons te wachten stond. Ikzelf daarentegen, was iets minder door het dolle. Anderhalve week weg naar een of ander afgelegen bergdorpje met niemand anders dan twee oude knarren die nog steeds denken dat ze invloed op je hebben is niet iets waarvan ik nou altijd gedroomd had. Zeker niet omdat ik met oud en nieuw ook totaal aangeschoten het (champagne) glas had kunnen heffen bij Merel Franx, een zeer dierbare vriendin uit mijn oude woonplaats. Haar familie is behoorlijk prettig gestoord en heel gastvrij. Ik voel me daar thuis, de zeven jaren dat ik er kom, vanaf het prille begin tot nu. Er komen een heleboel mensen. Oude mensen die ik niet ken, jonge mensen die ik wel ken, maar iedereen even gestoord. Net als ik.
Je begrijpt dat ik een aangeschoten, spetterende, melige, grappige, spannende jaarswisseling verkies boven een ‘ouderwets gezellig’ avondje met mijn ouders ergens in Frankrijk. Maar ach, ik heb me er ten slotte toch maar bij neer gelegd. Meer kun je toch niet doen namelijk. En het is per slot van rekening de laatste keer dat ik met het ouderlijk duo het nieuwe jaar inluid. Tenminste, als het aan mij ligt. Twee jaar geleden waren ze namelijk mee naar Merel, en toen heeft mijn moeder het nog gedurfd scène te schoppen omdat ik geen sjaal omhad. Dat heeft ze geweten.

Het huisje viel mee. Toen we binnenkwamen werd ik wel tamelijk achterover geslagen door de indringende natte-hondengeur die in de gang hangt, maar later bleek dat deze lucht zich goddank enkel tot de gang beperkte en in de rest van het huisje hing een redelijke geur. Zo’n typische vakantie huisjes geur.
Zo’n heerlijke ‘ wij-zijn-Nederlanders-en-wij-hebben-een-chalet-aan-het-meer-van-Genève’ geur. Muffig maar toch gezellig.
We zijn er nu net een week en hebben in totaal 2 wandelingen gemaakt en 0 keer geskied. Ook van mijn ouders’ snowboard belofte is niet veel tot niks gekomen, maar eerlijk gezegd zit ik er niet eens zo over in. Had het wel zien aankomen zelfs. We zouden zogenaamd op ‘wintersportvakantie’ gaan. Maar wij zijn nou eenmaal niet het gezinnetje dat eerst gezellig samen de sneeuw ingaat om eens lekker te slalommen en daarna een après-ski hutje te pakken. Sterker nog, als wij ons voornemen dat we eens een keer iets gezellig met z’n drieën gaan doen, wordt het meestal verre van gezellig. Op z’n zachtst gezegd rampzalig. Het eindigt eigenlijk altijd in een boze puber boven en een jankende overgangs-moeder beneden. Dus we hebben het gezellig doen maar opgegeven. Toch waren de wandelingen allebei niet verschrikkelijk. De eerste keer zijn we wel een kilometer of 3, 4 achtervolgd door een hond waarvan we eerst dachten dat het een zwerfhond was (zo rook het beest namelijk). Later bleek het een ’jachthond’ te zijn, van ’beneden’, bij de ’jagers’. Gadverdamme. Als je dan al besluit honden te misbruiken voor de jacht, zorg er tenminste voor dat die beesten in staat zijn om te jagen. De zwabber die achter ons aan kwam hijgen zag er namelijk uit alsof ’ie minstens 3 weken door het bos had gezworven. (lees: uitgemergeld, vette haren, bedel blik en ongelofelijk schuchter) Nee leuk beest wel.
Het is nu 01-01-2010 en om precies te zijn 3:13. De jaarwisseling in Genève vieren viel wel mee. Het werd uiteindelijk niet zo verschrikkelijk saai als ik verwacht had. We hebben eerst natuurlijk wel ongeveer anderhalf uur achtjes gelopen door de stad op zoek naar een descent restaurant. Mijn moeder wilde namelijk per se ‘typisch Zwitsers’ eten en dat wilde ik niet want typisch Zwitsers houdt volgens mij meestal in dat het 1. Ontzettend stinkt, 2. Vieze meurkazen bevat en 3. Vooral enorm boers eten is.
Ik had het fout, want uiteindelijk hebben we toch in een niet onaardig typisch Zwitsers restaurantje een soort gemuteerde pizza gegeten wat ze hier in Suisse Flammenkuche noemen. Best binnen te houden. Best lekker.
(het stonk wel)
Vervolgens zijn we nog verdwaald in de hoerenbuurt. Typisch. Gelukkig kwamen we daar ook nog wel uit. Wel na een keer of drie langs dezelfde sex-shop ‘mea culpa’ te zijn gelopen, maar toch, dat valt voor ons doen nog mee. (Ik denk dat ik die zwarte latex bh zonder tepels neem…)
Eenmaal bij het meer aangekomen liepen we naar het parkje. Want daar stroomde immers heel Genève heen om naar het spectaculaire vuurwerk op het meer te komen kijken. Dachten wij. Genève stroomde niet leeg naar het parkje, in tegenstelling tot 3 bussen vol Russen (ja, dat rijmt inderdaad. Heel goed. Mooie conclusie.) Ben er achter gekomen dat ik Russisch geen prachtige taal vindt. Het heeft wel iets hoor, dat ge-tsjaknsietsjom de hele tijd, maar op het moment dat ik overal om mee heen Russen elkaar gelukkig nieuwjaar hoorde wensen had ik het niet meer.
Het vuurwerk viel overigens redelijk tegen. Het was niet heel hoog en duurde niet heel lang en was niet heel spectaculair. Maar toch niet onaardig. Wat me ook wel beviel waren de dronken Italianen naast ons die begonnen af te tellen om 10 voor 12.
Toch leuke vond gehad.

Goh, weet je waar ik nou echt een grandioze hekel aan heb? Wegrestaurants. Ik heb het zojuist ondervonden. (we zijn nu op de terug weg ja, dat moet ik er toch eigenlijk niet bij hoeven zetten hè?)
Je komt binnen in zo’n restaurant en je ruikt meteen de stank van über degelijke, Hollandse gezinnetjes die zich te goed zitten te doen aan vies, grof, fabrieksvoedsel dat werkelijk een kwelling is voor de smaakpapillen (lees: afstompingverschijnselen etc.)
Nu ben ik natuurlijk niet heel erg culinair opgevoed, maar die Pizza hut is toch wel het verschrikkelijkst van het verschrikkelijkst. In een zwakke poging om American Pizza te imiteren veel te veel smakeloze nep-kaas op een ongaar, plat, klef brood gooien, daar een beetje nep-tomaten saus op flikkeren, in de oven zetten en dat dan Pizza Margherita noemen. Over de koffie automaat zal ik maar helemaal niet beginnen. En welk afgestompt boeren volk zit dit neppe diepvries eten naar binnen te proppen? Nederlanders. De Fransen en de Belgen, en ja, zelfs de Duitsers laten het wel uit hun hoofd om bij dit soort verschrikkingen naar binnen te treden. Die rijden snel voorbij. Louter de echte, oer-Hollandse gezinnetjes met kinderen gaan daar zitten. Je herkent ze ook meteen, als het niet aan de taal is dan is het wel aan de moeder. Het zit namelijk zo. De moeder heeft na het hele kinderenbarengedoe een soort verzakkingproces ondergaan. De huid gaat slapper om het lichaam hangen etc…. Dat is normaal. Dat hóórt. Dat heet ouder worden. Maar de Hollandse moeder is hier niet van gediend. Zij blijft haar leven lang jong, fris en fruitig, zodat ze op haar 65 nog net zo mooi is als Patricia Paay (uche). Paar keer onder de zonnebank (doe nou niét!), haar een lekker kleurtje geven (BLONDEREN MOEST VERBODEN WORDEN BOVEN DE 30) , beetje een opmaken (lagen paarse oogschaduw die langzaam afschilfert tijdens het eten zodat je nog meer chemische troep binnen krijgt dan alleen de pizza) , en bovenal een lekker strakke spijkerbroek waar de (veel te uitgezakte) vormen nog mooi in uitkomen. En dan de kinderen vrolijk cola en sinas binnen gieten.
Dat is de ultieme huismoeder van Nederlands. En het schokt me dat het nog bestaat, maar ik heb ze met eigen ogen gezien. (korte beschrijving van de ultieme huisvader als volgt:
Polo, haar met gel naar achter (ook hier geldt, je bent geen 16 meer, probeer je er dan ook niet naar te kleden), tandpasta smile en een bomberjack. Gadverdamme. Echt waar, ik hou bést van Holland, ik heb bést respect voor ons aardappel eters…maar er zijn momenten dat ik me diep schaam dat ik Nederlands ben.
De huisgemaakte chocolademousse was trouwens wel heel lekker.